31 maart 2016

Eric Heuvel - Interview in Stripgids 45

Voor Stripgids 45 (maart 2016) heb ik Klare Lijn striptekenaar Eric Heuvel  (January Jones, Geheim van de Tijd, educatieve strips) geïnterviewd met als titel 'Een gemankeerde geschiedenisleraar'. 

In dit stukje op de Stripgids site staat een fragment uit het interview, over zijn stripminded vader die ervoor zorgde dat Eric (vernoemd naar Eric de Noorman van Hans Kresse !) bij zijn geboorte in een gespreid stripbedje terechtkwam met 10 jaargangen Robbedoes die klaar stonden om gelezen te worden. “Via mijn opa, die voddenboer was, is mijn allereerste stripalbum binnen komen zeilen, ‘De Blauwe Lotus’ van Hergé. In het nu lopende January Jones-verhaal ‘De eerste keizer’ (in het stripblad Eppo) dat zich in Shanghai afspeelt, breng ik een hommage aan dat Kuifje-verhaal met hier en daar een cameo. Mijn vader is overleden in 1991 en op sommige momenten sta ik daar nog wel bij stil: wat zou hij ervan gevonden hebben, dat ik van iets dat hij heel mooi vond, mijn beroep heb kunnen maken?”
January Jones prent gemaakt voor een fan (2012)
Stripgids is een Belgisch stripinfoblad en gratis te verkrijgen in bibliotheken en stripspeciaalzaken. Het kwartaalblad is ook te bestellen voor de stripfans buiten Vlaanderen. 

17 maart 2016

Recensie Styx of: de Zesplankenkoorts (Peter Pontiac)

Vorig jaar oktober verscheen het laatste boek van de illustrator en striptekenaar Peter Pontiac, Styx of: de Zesplankenkoorts. Postuum, want Pontiac (ook wel bekend als godfather van de Nederlandse undergroundstrip) overleed op 20 januari 2015 aan de gevolgen van een ernstige leverziekte. Hij werd 63 jaar. Over zijn ziekteverloop en de dood over het algemeen gaat dit boek. 
Al langere tijd liep Pontiac rond met plannen om een boek over de dood te maken nadat Podium-uitgever Joost Nijsen hem vroeg waar zijn volgende meesterwerk over zou gaan, na de publicatie van zijn bewierookte graphic novel Kraut (over het landverraad van zijn vader). Omdat het een ongezellig onderwerp betrof stelde Pontiac het moment om er aan te beginnen nog jarenlang uit, totdat in 2010 de leverziekte Hepatitis C bij hem werd geconstateerd. 
Het bleek een erfenis te zijn uit de jaren dat hij nog junkie was en ergens tussen 1969 en 1984 door een vervuilde spuit besmet is geraakt. Opeens diende het onderwerp zich dus bij hem aan en Pontiac, die als geen ander weet hoe hij een autobiografische strip moet maken (lees zijn Pontiac Reviews en Kraut), toog koortsachtig aan het werk. Hij kón ook niet anders want het liefst tekende en schreef hij over zichzelf om, met een bijna on-Nederlandse openhartigheid en intensiteit, zijn ziel en zaligheid bloot te leggen. 
Als structuur voor het boek bedacht hij het gebruik van de veertien staties van de Kruisweg van Jezus, die afgebeeld staan in elke katholieke kerk en waarvan Pontiac er in zijn jeugd vele heeft bezocht (lees ook het interview met Pontiac van mij en Tonio van Vugt voor Zone 5300 #107). Het eerste hoofdstuk begint met 'De dood wordt gehaat'. Op de bladzijde is een skelet te zien i.p.v. Jezus die uitgejouwd wordt door een woedende menigte die niets van de dood wil weten. Zelf was Pontiac juist gefascineerd door de dood. Waarschijnlijk hielp hem dit ook om manmoedig aan dit boek te beginnen en zo gaandeweg zijn eigen sterfelijkheid onder ogen te komen.

Na de openingspagina's, waarin broer Joost Pollmann aan Pontiac vraagt of hij niet bang is de dood juist op te roepen om daar een boek over te maken, vertelt de undergroundtekenaar over de eerste symptomen en de uitslag van zijn leverziekte die hij te horen krijgt bij 'Dr. Oef' ('O? 'Nee: C!') en het buitenhangende skeletje dat hem gezelschap houdt. In de volgende hoofdstukken, steeds voorafgegaan door een statie, laat hij verschillende vrienden voor het voetlicht treden die door leverziektes overleden zijn zoals Felix C., Flip Fermin en stripantiquariaat Lambiek-stichter Kees Kousemaker. Dat doet hij in schitterende tekeningen, lyrisch verteld en met veel (zwarte) humor. Ook weet hij een ongekend realistisch beeld op te roepen van een uitgeteerde Flip Fermin in zijn sterfbed, geflankeerd door een zwaar aangedane Pontiac. Ongetwijfeld behoort dit tot een van Pontiacs meest intense en emotionele tekeningen uit zijn oeuvre.

In de hoofdstukken erna vertelt hij over zijn afscheid van koning alcohol, gevolgd door de diagnose van een 'aanzienlijke' levercirrose (bovenop de Hepatitis C), komen de eerste doden uit zijn jeugd aan bod zoals een buurjongen die hij nooit heeft gezien en het sterven van zijn moeder dat samenging met het winnen van de Stripschapprijs. Pontiacs biografie over zijn leven met de dood verhaalt tot en met 2011. Dat is het jaar waarin hij de Marten Toonderprijs ontving en waarvan hij nog verslag doet in het boek, besluitend met een vakantie op Kreta bij vriend Anti ('Fuck the world') onder een dak van druiven. Daarmee had Pontiac 80 pagina's in inkt gezet. Daarna volgen nog enkele strippagina's plus de resterende kruiswegstaties in potlood. Daar is het bij gebleven. 
Pontiac met een pagina uit Styx (2014) - still uit Voordekunst video.
Pontiac was nog in staat om tot september 2014 aan het boek te blijven werken, afwisselend in zijn woonplaats Amsterdam en zijn geliefde terphut in het Friese dorp Boer. In november 2014 wist hij door een crowdfunding op Voordekunst in twee dagen tijd het streefbedrag bij elkaar te krijgen om zonder financiële zorgen zijn boek af te kunnen maken (hier heb ik Pontiac over geïnterviewd voor Stripgids 41, slechts vijf dagen voor zijn overlijden). 
Hij was toen ongeveer op de helft, zo lezen we in het tweede deel van het boek 'Groeten uit Ziekenland', dat bestaat uit fragmenten van een intensieve e-mailcorrespondentie die Pontiac onderhield met vrienden, familie en zijn uitgever tot het eind aan toe. In deze mails chroniqueert hij met veel barok taalgebruik en zelfspot zowel het verloop van zijn ziekte als de totstandkoming van het boek, dat aangevuld met notities en prachtige schetsen een compleet beeld geeft.
The Patient Blues (2014) - Pontiac liefdevol verzorgd door vrouw Ipie.
Hierdoor krijgt Styx een uniek documentair karakter met een ongekende diepgang. Als beeldroman over de dood zoals Pontiac het beoogde is het boek niet compleet. Maar als kroniek over zijn laatste jaren, hoe schrijnend ook, weer wel. Waarschijnlijk had Pontiac dat als de ras autobiograaf die hij was ook zo gewild. (RS)

Styx of: de Zesplankenkoorts
Peter Pontiac
182 pagina's. € 29,50
Uitgeverij Podium (2015)

10 maart 2016

Eppo 5 - Stanley Heinze over Dik Dieet

Stanley Heinze thuis in Amsterdam, 6 februari 2016. Foto: Robin Schouten. Voor een groter formaat: incognito@comic.com
In Eppo Stripblad nr. 5 staat van mij een interview met Stanley Heinze over zijn nieuwe strip Dik Dieet. Stan werkt sinds 1983 als sneltekenaar en karikaturist. Hij is een bekende verschijning op stripfestivals en in winkelcentrum Magna Plaza in Amsterdam en weet van elk persoon een komisch en gelijkend portret te maken. In het TV programma Obese was te zien hoe hij een groot aantal kilo's kwijtraakte.

In Dik Dieet laat hij, als ervaringsdeskundige, op een leuke manier zien wat er kan gebeuren als mensen extreem dik zijn. "De strip gaat over afvallen, eten en diëten." Het hoofdpersonage is een grappige versie van Stan zelf, zowel fysiek als qua persoonlijkheid! Eppo nr. 5 ligt in de winkels tot 17 maart en is ook te bestellen via de Eppo site.
 Dik Dieet samen met XIII op de cover van Eppo nr. 5.

02 maart 2016

De Uitglijers van Eddy Paape

Paape signerend op De Stripdagen 2006 in Houten (Foto: Robin Schouten)
De Belgische striptekenaar Eddy Paape (3 juli 1920 – 12 mei 2012) heeft een wonderwel oeuvre op zijn naam staan. Dat begon toen hij in zijn jonge jaren aan de slag kon bij uitgeverij Dupuis. Dat was een katholieke organisatie, zoals, kun je zeggen, nagenoeg alle organisaties in België. Voor deze uitgever werkte hij samen met Joseph Gillain, alias Jijé om twee albums over Jezus te maken, Emmanuel. Tja, over wie anders zou je zeggen, maar toch… Hij inktte ook na die tijd Jan Kordaat, speurder deel 2 bijvoorbeeld; een serie die hij na het vertrek van Jijé naar de Verenigde Staten van hem overnam en de kwaliteit gaf die het verdiende.

Dat zo'n type verhaal met geweld de streng gelovigen censuur van de kerk kon overleven zit hem in het feit dat de goeden de slechten overwonnen; de boy-scouts ten top en allemaal voorgegaan door eerst Totor van Hergé en dan Kuifje. En naast diens uitgever Casterman, deed Dupuis dat dus ook en zo konden tekenaars als Will, Franquin, Morris etc. zich uitleven op hun helden. Heel anders dan in de lage landen waar strips met geweld werden geschuwd zodat menig Dick Bos-boekje (of die van Steve Drake; zie elders op deze blog) in de school- of thuishaard verdween. In de winter wel te verstaan.

Ook hielp Paape in 1948 Victor Hubinon bij Tarawa, de bloedige atol waar ook scenarist Jean-Michel Charlier (samen met Hubinon maakte hij de pilotenstrip Buck Danny) aan meewerkte. Die, op zijn beurt, weer meeschreef aan de door Paape bedachte Oom Wim serie voor Robbedoes/Spirou waarin allerlei geschiedkundige feiten in korte stripverhalen werden gepresenteerd. Luc Orient is ook van Paapes hand. Dit is niet alles wat hij tekende natuurlijk, maar het maakt een mooi bruggetje naar een andere loot van deze stripkunstenaar; Flip Flink (in het Frans: Marc Dacier; lees d'acier...Mark van Staal dus) met scenario's van Charlier. In 1958 verschijnt deze spannende avonturenserie over journalist Flink voor het eerst in Robbedoes en Spirou die vanaf 1960 ook in boekvorm te verkrijgen was. Paape was echter ontevreden over Dupuis die de albums wel liet produceren, maar er geen reclame voor maakte. Tja, en dan komen de Uitglijers denk ik dan.
Lelijke covers van Paape
Bij de eerste albums die ik herlas is het meteen mis. Behalve de spuuglelijke covers die al een Uitglijer op zich zijn met hun ballonteksten en harde kleuren, wordt de lezer niet altijd als slim bezien. Wat te denken van de scene met de piccolo (een late Robbedoes) die zijn kleren afgeeft aan onze speurder die in deel 4 'De geheimen van de Koraalzee' zijn kamer niet uit mag, omdat het hele gangsterdom van Amerika op hem loert (Kuifje had er in Amerika ook al last van). Hij loop trots met een strak pak de kamer uit, half beloerd door een agent die waarschijnlijk net is gerekruteerd uit het boevengilde dat hij nu naarstig is gaan bestrijden (bladzijden 6 en 7 van de 1e druk uit 1962). Dan lezen we dat Flink in de taxi gezeten zijn piccolo pakje heeft uitgetrokken dat hij boven zijn eigen kleren droeg.
Onder dit pak van de picollo zit een los jasje
Als je die tekeningen bekijkt vind ik het knap dat dat vlotje wijd hangende suede jasje ooit zo strak onder dat jasje van de bediende heeft gepast. Nu goed…

Dan verwijs ik ook nog even naar de eerste bladzijde van het verhaal waar de vertaler blijkbaar niet veel kaas heeft gegeten van het Nederlands als hij op de kastdeuren bordjes plaats; 'zomerkle' – het hoofd van Flink zit voor de rest van het woord 'zomerkleding' - en 'winterkleding'. Een plaatje verder echter staan de deuren open en is er ineens sprake van 'winterkle' en 'zomerkle' terwijl met name dat laatste best voluit geschreven had kunnen worden. Ruimte zat op het bordje. De man had de afkorting waarschijnlijk voor correct Nederlands aangezien. 'Hij kan de kle krijgen', krijgt zo een hele andere dimensie. (NB: in de herdruk van 1980 is er wel iets in dat plaatje bijgekrabbeld, zie hieronder)
 'De geheimen van de Koraalzee' (herdruk, 1980)
Maar het kan erger. Het creëren van een zin die niks zegt bijvoorbeeld. In het tweede plaatje van pagina 39 zegt onze Flip; 'nu alleen maar de aad gaan halen waar hij ligt'. Met een tikje fantasie kun je ook 'aap' lezen maar daar schiet je niks mee op. Bedoeld is vermoedelijk 'schat'. Las dan niemand die boekjes na vóórdat de clichés gemaakt werden of nadat de eerste vellen van de persen kwamen?

Dan nog een laatste, want een mens kan niet aan de gang blijven. Op bladzijde 34, en ook weer van de Koraalzee, opent Flink een vliegtuigdeur om een bom te lossen. Toch eens gezocht op deze site waar luchtvaartwaarheden worden onthuld. Daarin staat een voorbeeld van een kogel die wanneer het door een kant van het vliegtuig gaat, de afnemende druk in de cabine toch te compenseren is.
Hij is Van Staal en kan wat 100 bodybuilders net aan kunnen
Wordt er een raampje uitgeschoten dan kan dat niet, en wordt alles wat niet vast zit naar buiten gezogen. Flip doet gewoon de deur open zonder gevolg. Weliswaar heeft hij er moeite mee, maar dezelfde site geeft aan dat je zeker 100 bodybuilders nodig hebt om de door de druk gesloten deur te kunnen openen.

Oké, geen opwindingen meer over details voor deze mooie albums waarvan de verhalen lezen als een jongensroman. Het is ter lering en ook vermaak. En dan juist dat eerste is een trigger, want wat schetst mijn verbazing...zonder blikken over verblozen vindt de ontvoerder in het Flip Flink album 'In de nieuwe wereld' (1961) op bladzijde 23 dat Flink maar geen 'gijntjes' moet uithalen. Gijnig niet waar?
Het grappige is dat als je strips leest details, ook tekstuele, gewoon over het hoofd worden gezien. Degene die lettert ook zo te zien
En als u denkt dat dit alleen maar in die vroege jaren voor kwam… er is een Uitglijer in de maak waar Fournier (hij nam Robbedoes en Kwabbernoot over van Franquin) wat nader wordt bekeken. En ook daar mag men wel eens scherper op de pen letten… maar ja, wie niet. (HvK)

Naschrift op 7-3-2016:

Op Facebook is een paar reacties binnen gekomen op De Uitglijers van Paape en dan met name over de vertaling. Paape treft inderdaad geen blaam, omdat hij die vertaling niet deed. Ik geef dan ook in het stukje Paape niet direct de schuld maar de eindcontrole voor de drukkerij of, niet vermeld, inderdaad Dupuis. Wie de vertaling op zich heeft genomen is niet helemaal duidelijk. Het zou Peter Middendorp kunnen zijn geweest die tot medio jaren 60 dat werk deed bij Dupuis ( later hoofdredacteur van Pep) of Karel Cavens die we ook al zagen bij de Uitglijer van Guus Slim.

Over de andere Uitglijers bij Paape het volgende; Hij was een vaardig tekenaar, maar hij liep niet over van de ideeën. Greg vertelde ooit dat de scenario’s die hij voor Paape schreef in detail waren uitgewerkt. Bij wijze van spreken elke grasspriet kreeg een benoeming. Met dat in gedachten kunnen we zeggen dat Paape helemaal onschuldig was aan welke Uitglijer dan ook. Echter als er door mij als leek al geconstateerd wordt dat een vliegtuigdeur onmogelijk in de lucht geopend kan worden of dat het jasje echt niet een ander jasje had kunnen herbergen, wijs ik toch naar de man die, met schitterend tekenwerk overigens, Flip Flink het leven heeft gegeven. De kop had dan moeten luiden ‘Uitglijers in Paape’s oeuvre’. Een correctere titel als we alles bij elkaar nemen. (HvK)

Met dank aan Willem van Helden voor de info.

Hans van Klinken is freelance journalist en leest in zijn vrije tijd graag strips. Op de Incognito blog zal hij (on)regelmatig bijdragen leveren met De Uitglijer (rubriek voor strip-misstappen) en andere stripgerelateerde stukjes. 

Eerder publiceerde hij een Uitglijer over Guus SlimHergéSuske en Wiske: De Tartaarse helmTintin: Le Sceptre d'OttokarSchanulleke (Suske en Wiske)Suske en Wiske: De Tartaarse helm (2)Suske en Wiske: De RingelingschatUitglijers met dubbele betekenissen?Uitglijer Guus Slim en Een speurtocht naar striptekenaar en scenarist Pizarro