Vorig jaar oktober verscheen het laatste boek van de illustrator en striptekenaar Peter Pontiac, Styx of: de Zesplankenkoorts. Postuum, want Pontiac (ook wel bekend als godfather van de Nederlandse undergroundstrip) overleed op 20 januari 2015 aan de gevolgen van een ernstige leverziekte. Hij werd 63 jaar. Over zijn ziekteverloop en de dood over het algemeen gaat dit boek.
Al langere tijd liep Pontiac rond met plannen om een boek over de dood te maken nadat Podium-uitgever Joost Nijsen hem vroeg waar zijn volgende meesterwerk over zou gaan, na de publicatie van zijn bewierookte graphic novel Kraut (over het landverraad van zijn vader). Omdat het een ongezellig onderwerp betrof stelde Pontiac het moment om er aan te beginnen nog jarenlang uit, totdat in 2010 de leverziekte Hepatitis C bij hem werd geconstateerd.
Het bleek een erfenis te zijn uit de jaren dat hij nog junkie was en ergens tussen 1969 en 1984 door een vervuilde spuit besmet is geraakt. Opeens diende het onderwerp zich dus bij hem aan en Pontiac, die als geen ander weet hoe hij een autobiografische strip moet maken (lees zijn Pontiac Reviews en Kraut), toog koortsachtig aan het werk. Hij kón ook niet anders want het liefst tekende en schreef hij over zichzelf om, met een bijna on-Nederlandse openhartigheid en intensiteit, zijn ziel en zaligheid bloot te leggen.
Als structuur voor het boek bedacht hij het gebruik van de veertien staties van de Kruisweg van Jezus, die afgebeeld staan in elke katholieke kerk en waarvan Pontiac er in zijn jeugd vele heeft bezocht (lees ook het interview met Pontiac van mij en Tonio van Vugt voor Zone 5300 #107). Het eerste hoofdstuk begint met 'De dood wordt gehaat'. Op de bladzijde is een skelet te zien i.p.v. Jezus die uitgejouwd wordt door een woedende menigte die niets van de dood wil weten. Zelf was Pontiac juist gefascineerd door de dood. Waarschijnlijk hielp hem dit ook om manmoedig aan dit boek te beginnen en zo gaandeweg zijn eigen sterfelijkheid onder ogen te komen.
Na de openingspagina's, waarin broer Joost Pollmann aan Pontiac vraagt of hij niet bang is de dood juist op te roepen om daar een boek over te maken, vertelt de undergroundtekenaar over de eerste symptomen en de uitslag van zijn leverziekte die hij te horen krijgt bij 'Dr. Oef' ('O? 'Nee: C!') en het buitenhangende skeletje dat hem gezelschap houdt. In de volgende hoofdstukken, steeds voorafgegaan door een statie, laat hij verschillende vrienden voor het voetlicht treden die door leverziektes overleden zijn zoals Felix C., Flip Fermin en stripantiquariaat Lambiek-stichter Kees Kousemaker. Dat doet hij in schitterende tekeningen, lyrisch verteld en met veel (zwarte) humor. Ook weet hij een ongekend realistisch beeld op te roepen van een uitgeteerde Flip Fermin in zijn sterfbed, geflankeerd door een zwaar aangedane Pontiac. Ongetwijfeld behoort dit tot een van Pontiacs meest intense en emotionele tekeningen uit zijn oeuvre.
In de hoofdstukken erna vertelt hij over zijn afscheid van koning alcohol, gevolgd door de diagnose van een 'aanzienlijke' levercirrose (bovenop de Hepatitis C), komen de eerste doden uit zijn jeugd aan bod zoals een buurjongen die hij nooit heeft gezien en het sterven van zijn moeder dat samenging met het winnen van de Stripschapprijs. Pontiacs biografie over zijn leven met de dood verhaalt tot en met 2011. Dat is het jaar waarin hij de Marten Toonderprijs ontving en waarvan hij nog verslag doet in het boek, besluitend met een vakantie op Kreta bij vriend Anti ('Fuck the world') onder een dak van druiven. Daarmee had Pontiac 80 pagina's in inkt gezet. Daarna volgen nog enkele strippagina's plus de resterende kruiswegstaties in potlood. Daar is het bij gebleven.
Na de openingspagina's, waarin broer Joost Pollmann aan Pontiac vraagt of hij niet bang is de dood juist op te roepen om daar een boek over te maken, vertelt de undergroundtekenaar over de eerste symptomen en de uitslag van zijn leverziekte die hij te horen krijgt bij 'Dr. Oef' ('O? 'Nee: C!') en het buitenhangende skeletje dat hem gezelschap houdt. In de volgende hoofdstukken, steeds voorafgegaan door een statie, laat hij verschillende vrienden voor het voetlicht treden die door leverziektes overleden zijn zoals Felix C., Flip Fermin en stripantiquariaat Lambiek-stichter Kees Kousemaker. Dat doet hij in schitterende tekeningen, lyrisch verteld en met veel (zwarte) humor. Ook weet hij een ongekend realistisch beeld op te roepen van een uitgeteerde Flip Fermin in zijn sterfbed, geflankeerd door een zwaar aangedane Pontiac. Ongetwijfeld behoort dit tot een van Pontiacs meest intense en emotionele tekeningen uit zijn oeuvre.
In de hoofdstukken erna vertelt hij over zijn afscheid van koning alcohol, gevolgd door de diagnose van een 'aanzienlijke' levercirrose (bovenop de Hepatitis C), komen de eerste doden uit zijn jeugd aan bod zoals een buurjongen die hij nooit heeft gezien en het sterven van zijn moeder dat samenging met het winnen van de Stripschapprijs. Pontiacs biografie over zijn leven met de dood verhaalt tot en met 2011. Dat is het jaar waarin hij de Marten Toonderprijs ontving en waarvan hij nog verslag doet in het boek, besluitend met een vakantie op Kreta bij vriend Anti ('Fuck the world') onder een dak van druiven. Daarmee had Pontiac 80 pagina's in inkt gezet. Daarna volgen nog enkele strippagina's plus de resterende kruiswegstaties in potlood. Daar is het bij gebleven.
Pontiac met een pagina uit Styx (2014) - still uit Voordekunst video. |
Pontiac was nog in staat om tot september 2014 aan het boek te blijven werken, afwisselend in zijn woonplaats Amsterdam en zijn geliefde terphut in het Friese dorp Boer. In november 2014 wist hij door een crowdfunding op Voordekunst in twee dagen tijd het streefbedrag bij elkaar te krijgen om zonder financiële zorgen zijn boek af te kunnen maken (hier heb ik Pontiac over geïnterviewd voor Stripgids 41, slechts vijf dagen voor zijn overlijden).
Hij was toen ongeveer op de helft, zo lezen we in het tweede deel van het boek 'Groeten uit Ziekenland', dat bestaat uit fragmenten van een intensieve e-mailcorrespondentie die Pontiac onderhield met vrienden, familie en zijn uitgever tot het eind aan toe. In deze mails chroniqueert hij met veel barok taalgebruik en zelfspot zowel het verloop van zijn ziekte als de totstandkoming van het boek, dat aangevuld met notities en prachtige schetsen een compleet beeld geeft.
Hierdoor krijgt Styx een uniek documentair karakter met een ongekende diepgang. Als beeldroman over de dood zoals Pontiac het beoogde is het boek niet compleet. Maar als kroniek over zijn laatste jaren, hoe schrijnend ook, weer wel. Waarschijnlijk had Pontiac dat als de ras autobiograaf die hij was ook zo gewild. (RS)
The Patient Blues (2014) - Pontiac liefdevol verzorgd door vrouw Ipie. |
Geen opmerkingen:
Een reactie posten