We hebben Guus Slim al
eens betrapt op rarigheden. Nu ook weer, met een onnadenkendheid van
óf de schrijver, óf
de vertaler, óf van de
inkleurder, óf de
drukker. In album nummer 6, Bomaanslag in de bergen (1e
druk uit 1963 met als Franse titel Surboum pour 4 roues)
komen de heren Slim en Vlinder in de problemen als hun auto op
bladzijde 14 wegspoelt. Hun weg naar Zwijndrecht wordt daardoor flink
vertraagd. Op dat Zwijndrecht komen we straks nog terug. Ze zullen
moeten lopen. Guus meent een wegwijzer te hebben gezien en Vlinder
weet te vertellen dat daar 4 kilometer op staat, richting Oudven waar
ze willen gaan schuilen.
Vlinder is niet erg
content met de wandeling in het vooruitzicht en spreidt de armen
uiteen om aan te geven dat er iets onmogelijks moet gaan
plaatsvinden, en dat is ook zo. Getuige de begeleidende tekst zegt hij
dat ze 'twintig minuten moeten tippelen'.
Ik weet niet hoe hij
dat wil doen, in twintig minuten 4 kilometer afleggen. Als je weet dat
het wereldrecord snelwandelen voor heren op 16,1 kilometer per uur
staat en voor dames op 14,6 op de 10 kilometer dan is 12 km/u zowat
een wereldrecord. Normale mensen leggen ca. 5 kilometer af per uur.
Toegegeven, de detectives zijn tot veel instaat, maar dit...
Overigens wordt op
bladzijde 21 de weggespoelde wagen van Guus 'geel' genoemd door
Vlinder, als ze als lifters worden meegenomen naar de stad. Op de
voorafgaande pagina's heeft het vervoermiddel echter een
auto-onbekend oranje, maar dit terzijde. Inkleuren is een vak, en
drukken ook. Zo heeft Vlinder wel eens een groen hoofd. Op bladzijde
24 van Guus Slim: Popaïne en oude kunst (1e druk uit 1959) is
zelfs de hele pagina bevolkt met aliens. In herdrukken heeft men
gelukkig beter opgelet.
Vreemd genoeg komen dit
soort drukzaken wel bij de boekskes van Tillieux voor en niet bij die
van Franquin's Robbedoes en Kwabbernoot; beiden uit de stal
van Dupuis nota bene.
Last but not least is
er dan Zwijndrecht. Deze plaats is zeer willekeurig gekozen. Dat had
veel beter gekund. Zwijndrecht ligt in het zuiden van Zuid Holland en
is zo plat als plat maar plat kan zijn. Zwijndrecht ligt ook bij
Antwerpen en dat is eveneens een zeer, zeer plat gebied. Het had de
vertaler, die ongetwijfeld dezelfde is als die van Kamerlid Piemel
(zie deze Uitglijer), gesierd als hij in elk geval nota had
genomen van het landschap in Nederland en België. Dan had hij zich
beter kunnen richten op een plaatsje in het Nederlandse of Belgische
Limburg.
Ook is het een feit dat
Nederland én België nogal klein zijn. In deze landen kun je met de
genoemde 'twee uur omrijden' in een ander land zitten, hetgeen niet
de bedoeling is van de beide detectives.
Het zou geen moeite
zijn geweest om de tekst wat aan te passen, als de uitgever dat goed
had gevonden. De poging om door de vertaling het verhaal in een
Nederlands of Belgisch gebied te laten spelen, heeft de vertaler dus
op verschillende onderdelen parten gespeeld. Wat te denken van een
alternatieve ballon met de tekst: 'we moeten een flinke omweg maken.
De rijksweg ligt vol met puin. Ik zal om de heuvels heen moeten
rijden'. Ter vergoelijking van de Uitglijer is, dat beide
landen een Zwijndrecht hebben, en zo beide landen werden bediend. De
lezer bepaalt dan tijdens het lezen zelf het land. Wel weer leuk.
Overigens bestaat ook
Oudven, waar ze gaan schuilen, en dat ligt in Brabant nabij Mierlo.
Het wordt omschreven als een gehucht (en dat is het in het album ook)
en daar is het een stukje heuvelachtiger, maar er zijn nog steeds
geen bergen. Het ligt meer dan 100 kilometer van elkaar af dus met
wat fantasie, regen en een slecht kaartlezende Vlinder begint het
verhaal toch langzaam wat meer te kloppen… een trip van twee uur.
Maar ach, het is maar een kinderboek en de avonturen zijn een stuk
realistischer dan die van bijvoorbeeld Suske en Wiske. Het
zijn dan ook de volwassenen die er de Uitglijers in vinden. (HvK)
Met dank aan Theo
Lenssen.
Hans van Klinken is freelance journalist en leest in zijn vrije tijd graag strips. Op de Incognito blog zal hij (on)regelmatig bijdragen leveren met De Uitglijer (rubriek voor strip-misstappen) en andere stripgerelateerde stukjes.
Eerder publiceerde hij een Uitglijer over Guus Slim, Hergé, Suske en Wiske: De Tartaarse helm, Tintin: Le Sceptre d'Ottokar, Schanulleke (Suske en Wiske), Suske en Wiske: De Tartaarse helm (2), Suske en Wiske: De Ringelingschat en Uitglijers met dubbele betekenissen?
Hans van Klinken is freelance journalist en leest in zijn vrije tijd graag strips. Op de Incognito blog zal hij (on)regelmatig bijdragen leveren met De Uitglijer (rubriek voor strip-misstappen) en andere stripgerelateerde stukjes.
Eerder publiceerde hij een Uitglijer over Guus Slim, Hergé, Suske en Wiske: De Tartaarse helm, Tintin: Le Sceptre d'Ottokar, Schanulleke (Suske en Wiske), Suske en Wiske: De Tartaarse helm (2), Suske en Wiske: De Ringelingschat en Uitglijers met dubbele betekenissen?
2 opmerkingen:
Waarom heeft men eigenlijk niet de plaatsnamen gewoon behouden?
Robbedoes/Spirou richtte zich aanvankelijk op de Belgische lezers, maar toen de Franse markt voor de uitgever het belangrijkst werd, kregen alle auteurs het verzoek hun avonturen meer in Frankrijk te laten spelen. De Vlaamse lezertjes (en het vrij kleine aantal Nederlandse)hadden uiteraard geen boodschap aan Frankrijk en daarom probeerde de redacteur/vertaler van dienst van de Vlaamse editie steevast de namen te vervlaamsen of helemaal te vermijden. Een regelmatig voorkomend trucje was bijvoorbeeld om het in de vertaling niet over Parijs te hebben, maar over 'de hoofdstad'.
Een reactie posten