28 januari 2014

Blake en Mortimer: De Septimus-Golf. Oud nieuw of nieuw nieuw ?

Hoe oude helden nu gelezen moeten worden

Na het lezen van het nieuwste Blake en Mortimer album De Septimus-Golf (2013) bekruipt je het gevoel dat het niet de goede kant opgaat met de serie. Daar waar je een ontwikkeling verwacht van het getekende duo dat zich steeds in allerlei wereldgevaarlijke perikelen begeeft, valt het stil in herhalingen. Gebrek aan inspiratie of gewoon geldjacht met gebruik van bekende helden?


Suske en Wiske, Lefranc en Blake en Mortimer, om er maar eens een paar te noemen, zijn allen onderhevig aan de wens hen te laten voorleven, maar dan moeten we wel aanvaarden dat het andere figuren zijn dan die we gewend zijn, met andere plots, scenario's, bijfiguren, tekst, kleuren en zelfs gestreken papier dat menigeen doet rillen.

In de eerste plaats is het moeilijk om een vergelijk aan te gaan met de oude albums en de recent verschenen verhalen van de hoofdpersoon. Willy Vandersteen plaatste niet alleen zijn eerste Suske en Wiske avonturen meteen na de oorlog, maar werd ook gelezen door mensen uit die tijd. Het is dan ook van dié tijd. Je ziet naarmate de jaren vijftig en zestig vorderen dat Vandersteen steeds probeert de tijdgeest mee te laten spelen in de verhalen. Dat is in feite een knappe evolutie van het kindertweetal naar de wat oudere puber in een veranderende tijd. De enige verbinding die zij in die werelden nog hebben is hun creator Vandersteen. Die lijkt overigens in de 60-iger jaren niet meer zo bevlogen en laat veel over aan zijn medewerkers.

Op een gegeven moment haakt hij helemaal af en gaf zijn geesteskind in 1972 over aan Paul Geerts. Er ontstond nu echt een heel ander universum rond de club getekende avonturiers. De personen evalueerden in ‘Geertsjes’ in plaats in ‘Vandersteentjes’ en er komt over het algemeen een heel ander publiek op af. De echte fans haakten nu helemaal af voor zover ze dat al niet gedaan hadden. Tot zover Suske en Wiske.
Lefranc: De vlammenzee (1961)
Lefranc dan. Het meesterwerk van Jacques Martin die een incarnatie lijkt op zijn twee millennia daarvoor acterende Alex, compleet met bij-boy in respectievelijk de figuren Jean-Jean en Enak. Martin heeft van deze journalist minder werk gemaakt dan van de Gallische Romein en er is slechts een paar albums van zijn hand over deze figuur verschenen. Hij maakt na drie verhalen nog een Lefranc samen met Bob de Moor die zoals Martin ook uit de stal van Kuifje weekblad kwam én Studio Hergé. Dan neemt Gilles Chaillet het stokje over. Zijn getekende middeleeuwse alter ego Vasco is ontegenzeggelijk het doorgeefluik van het genetisch materiaal van Alex naar Lefranc. In die zin is hij de geknipte figuur om de serie voort te zetten tot ook hij er de brui aan geeft en in 2001 Christophe Simon zich op de journalist stort. Geen streng oog van de meester meer, geen genetisch tekenmateriaal. De koppen worden nog vierkanter en nog incestueuzer, op het onpersoonlijke af, dan wat Martin, De Moor en Chaillet samen ooit bij elkaar hadden gepend. De echte Lefranc-fans haakten vervolgens af. De persoon evalueerde in een Simonnetje. Klaar voor een ander publiek. Tot zover Lefranc.
Dan Blake en Mortimer van Edgar P. Jacobs. Vermoedelijk na Vandersteen, Hergé en Franquin een van de bekendste uit de oude stal van Belgische striptekenaars. Het echte eerste album van de meester zijn hand is Het geheim van de Zwaardvis dat dateert van 1950 en is een typisch jaren 40-verhaal met gevaarlijke naties en V2-achtige uitvinden waarvan het later gepubliceerde, hertekende, en in 1943/44 gemaakte De U-straal, wel een summum is. Zijn laatste verhaal, De 3 formules van professor Sato verscheen als deel 1 in 1977. Kort gezegd was hij voor deel 2 te ziek geworden en moest feitelijk zijn geesteskind overdragen aan Bob de Moor, de rechterhand van Hergé, en leek mede daardoor de aangewezen persoon om Blake en Mortimer voort te zetten. 
Uit Blake Mortimer: De Septimus-Golf (2013) 
Toen deel 2 Mortimer contra Mortimer in 1990 uitkwam (drie jaar na het overlijden van Jacobs) was er toch wel teleurstelling bij de vaste ploeg aanhangers, omdat in dit album vieze harde kleuren domineren. Dit overschaduwde de kwaliteit van het verhaal. Zoiets was feitelijk ook al gebeurd bij Het halssnoer van de koningin uit 1967 maar het werkelijk ijzersterke, wat afwijkende Jacobs-scenario maakte alle rauwe bonen zoet. Dit terwijl juist de grote aandacht van de inkleuring onlosmakend werd geacht van de totale, ondertussen beroemde, kwaliteit. De echte Jacobs-fans haakten dus af.

De Septimus-Golf is de laatste in de rij die gemaakt werd door andere artiesten met andere gedachten dan de meester. Jean Dufaux is als nieuwbakken scenarist voor B&M geen onbekende in de wereld van de strip en laat het verhaal aardig beginnen.
Olrik in Blake en Mortimer: De Septimus-Golf (2013)
De aartsschurk Olrik wordt echter te snel opgevoerd en daarmee is een deel van de suspense weg. De kenner weet al waar het heen gaat.....het over en weer gevangen nemen van elkaar en hier en daar een ontploffing en aan het eind de opluchting dat de aartsschurk is verdwenen. Daarnaast wordt een mysterieus viertal opgevoerd, maar dat krijgt geen echte rol in het verhaal. Redelijk mooi tekenwerk van Antoine Aubin en Étienne Schréder en redelijk gekleurd. Geen Jacobs, en we moeten het gewoon doen met een ‘Dufauxje’.

Met de nieuwe Lefranc, Blake en Mortimer en Suske en Wiske hebben we dus voortdurend te maken met andere scenaristen en tekenaars; moderne mensen die in deze tijd staan en ook met een schuin oog kijken naar de jongere lezers van nu. Er hadden ook andere personen gecreëerd kunnen worden door deze nieuwlichters. Dan was de discussie er nooit geweest of de albums wel net zo goed zijn als hun bron. Zoiets als de nieuwe Suske en Wiske-serie Amoras. Die insteek was voor andere navolgers een uitkomst geweest.
Amoras deel 1 (2013) door Marc Legendre en Charel Cambré
Suske en Wiske worden feitelijk helemaal losgelaten en zijn heel slim afwijkend als jongvolwassenen opgevoerd. We vroegen ons altijd al af hoe ze er 'later' zouden uitzien. Voila. Feitelijk zijn het hele andere figuren geworden, terwijl toch.... Het bleek een veilig weg, want de strip is in de hemel in geprezen. Overigens kon deze gedaanteverwisseling ook al in de Blauwe Reeks door  de beugel waar nota bene Wiske haar fameuze haardracht drastisch zag veranderen. Die serie was zo afwijkend, ook al doordat het in kleur werd uitgevoerd, dat er nooit een discussie over is geweest. Het kan dus wel.

Blake en Mortimer anno 2013 
Zo hadden Lefranc en Blake en Mortimer ook moeten evalueren. Een aardige aanzet zou de jeugd van Mortimer geweest kunnen zijn zoals in De Sarcofagen van het 6e continent deel 1 (2003). Gewoon de jongeman steeds als de hoofdpersoon opvoeren en avonturen laten beleven. Niks geen mannen van middelbare leeftijd met een sherry voor het eten. Dan zou elke vergelijking met de oude figuren meteen mank gaan. En sterker nog; de nieuwe lezer kijkt dan misschien zelfs wel met enig dedain naar de oude albums als iets dat passé is en nostalgisch. Verbazing alom bij de oudere stripschare natuurlijk. 'Het is de omgekeerde wereld', zal men mompelen, maar........the times they are changing en zo ook S&W, B&M en Lefranc; moderne stripfiguren in een moderne tijd, of je het nu mooi vindt of niet. (HvK)

Hans van Klinken is freelance journalist en leest in zijn vrije tijd graag strips. Op de Incognito blog zal hij (on)regelmatig bijdragen leveren met De Uitglijder (rubriek voor strip-misstappen) en andere stripgerelateerde stukjes. 


1 opmerking:

Michel Gastkemper zei

Helemaal mee eens. Een strip weerspiegelt de tijdgeest en moet daarom ook door tijdgenoten gelezen worden. De klassiekers komen vanzelf voor latere generaties bovendrijven, die zijn per definitie ‘hors catégorie’, en kunnen ook per tijdvak wisselen. Oude lullen zoals ik (bouwjaar 1960) worden steevast teleurgesteld als oude strips worden ‘hernomen’, want het geeft nooit meer hetzelfde gevoel als veertig jaar geleden. Logisch toch.
Ander voorbeeld dan de hier genoemde: in Eppo nam Hermann onlangs, na enkele decennia, opnieuw zijn Bernard Prince ter hand, op scenario van zijn zoon. Het kon mij niet bekoren. Momenteel staat er in Eppo van hetzelfde duo ‘Station 16’, wat helemaal de sfeer ademt, juist ook qua tekenwerk, van verhalen waar hij vroeger goed in was. Maar zonder enige connectie met vroegere helden. Dat is toch de enige weg. Schrijf en teken verhalen voor je eigen tijdgeest, niet voor die van anderen en andere tijden.