Hoe oude helden nu gelezen moeten worden
Na het lezen van het nieuwste Blake en Mortimer album De
Septimus-Golf (2013) bekruipt je het gevoel dat het niet de goede kant opgaat met de
serie. Daar waar je een ontwikkeling verwacht van het getekende duo dat zich
steeds in allerlei wereldgevaarlijke perikelen begeeft, valt het stil in
herhalingen. Gebrek aan inspiratie of gewoon geldjacht met gebruik van bekende
helden?
Suske en Wiske, Lefranc en Blake en Mortimer, om er maar
eens een paar te noemen, zijn allen onderhevig aan de wens hen te laten
voorleven, maar dan moeten we wel aanvaarden dat het andere figuren zijn dan
die we gewend zijn, met andere plots, scenario's, bijfiguren, tekst, kleuren en
zelfs gestreken papier dat menigeen doet rillen.
In de eerste plaats is het moeilijk om een vergelijk aan te
gaan met de oude albums en de recent verschenen verhalen van de hoofdpersoon. Willy
Vandersteen plaatste niet alleen zijn eerste Suske en Wiske avonturen meteen na
de oorlog, maar werd ook gelezen door mensen uit die tijd. Het is dan ook van
dié tijd. Je ziet naarmate de jaren vijftig en zestig vorderen dat Vandersteen
steeds probeert de tijdgeest mee te laten spelen in de verhalen. Dat is in
feite een knappe evolutie van het kindertweetal naar de wat oudere puber in een
veranderende tijd. De enige verbinding die zij in die werelden nog hebben is
hun creator Vandersteen. Die lijkt overigens in de 60-iger jaren niet meer zo
bevlogen en laat veel over aan zijn medewerkers.
Op een gegeven moment haakt hij helemaal af en gaf zijn geesteskind in 1972 over aan Paul Geerts. Er ontstond nu echt een heel ander universum rond de club getekende avonturiers. De personen evalueerden in ‘Geertsjes’ in plaats in ‘Vandersteentjes’ en er komt over het algemeen een heel ander publiek op af. De echte fans haakten nu helemaal af voor zover ze dat al niet gedaan hadden. Tot zover Suske en Wiske.
Op een gegeven moment haakt hij helemaal af en gaf zijn geesteskind in 1972 over aan Paul Geerts. Er ontstond nu echt een heel ander universum rond de club getekende avonturiers. De personen evalueerden in ‘Geertsjes’ in plaats in ‘Vandersteentjes’ en er komt over het algemeen een heel ander publiek op af. De echte fans haakten nu helemaal af voor zover ze dat al niet gedaan hadden. Tot zover Suske en Wiske.
Lefranc: De vlammenzee (1961) |
Dan Blake en Mortimer van Edgar P. Jacobs. Vermoedelijk na
Vandersteen, Hergé en Franquin een van de bekendste uit de oude stal van
Belgische striptekenaars. Het echte eerste album van de meester zijn hand is Het
geheim van de Zwaardvis dat dateert van 1950 en is een typisch jaren 40-verhaal
met gevaarlijke naties en V2-achtige uitvinden waarvan het later gepubliceerde,
hertekende, en in 1943/44 gemaakte De U-straal, wel een summum is. Zijn laatste
verhaal, De 3 formules van professor
Sato verscheen als deel 1 in 1977. Kort gezegd was hij voor deel 2 te ziek
geworden en moest feitelijk zijn geesteskind overdragen aan Bob de Moor, de
rechterhand van Hergé, en leek mede daardoor de aangewezen persoon om Blake en
Mortimer voort te zetten.
Uit Blake Mortimer: De Septimus-Golf (2013) |
Toen deel 2 Mortimer contra Mortimer in 1990 uitkwam (drie
jaar na het overlijden van Jacobs) was er toch wel teleurstelling bij de vaste
ploeg aanhangers, omdat in dit album vieze harde kleuren domineren. Dit
overschaduwde de kwaliteit van het verhaal. Zoiets was feitelijk ook al gebeurd
bij Het halssnoer van de koningin uit 1967 maar het werkelijk ijzersterke, wat
afwijkende Jacobs-scenario maakte alle rauwe bonen zoet. Dit terwijl juist de
grote aandacht van de inkleuring onlosmakend werd geacht van de totale,
ondertussen beroemde, kwaliteit. De echte Jacobs-fans haakten dus af.
De Septimus-Golf
is de laatste in de rij die gemaakt werd door andere artiesten met andere
gedachten dan de meester. Jean Dufaux is als nieuwbakken scenarist voor B&M
geen onbekende in de wereld van de strip en laat het verhaal aardig beginnen.
De aartsschurk Olrik wordt echter te snel opgevoerd en daarmee is een deel van
de suspense weg. De kenner weet al waar het heen gaat.....het over en weer
gevangen nemen van elkaar en hier en daar een ontploffing en aan het eind de
opluchting dat de aartsschurk is verdwenen. Daarnaast wordt een mysterieus
viertal opgevoerd, maar dat krijgt geen echte rol in het verhaal. Redelijk mooi tekenwerk van Antoine Aubin en Étienne Schréder en
redelijk gekleurd. Geen Jacobs, en we moeten het gewoon doen met een ‘Dufauxje’.
Olrik in Blake en Mortimer: De Septimus-Golf (2013) |
Amoras deel 1 (2013) door Marc Legendre en Charel Cambré |
Zo hadden Lefranc en Blake en Mortimer ook moeten evalueren.
Een aardige aanzet zou de jeugd van Mortimer geweest kunnen zijn zoals in De Sarcofagen
van het 6e continent deel 1 (2003). Gewoon de jongeman steeds als de hoofdpersoon
opvoeren en avonturen laten beleven. Niks geen mannen van middelbare leeftijd
met een sherry voor het eten. Dan zou elke vergelijking met de oude figuren
meteen mank gaan. En sterker nog; de nieuwe lezer kijkt dan misschien zelfs wel
met enig dedain naar de oude albums als iets dat passé is en nostalgisch.
Verbazing alom bij de oudere stripschare natuurlijk. 'Het is de omgekeerde
wereld', zal men mompelen, maar........the times they are changing en zo ook
S&W, B&M en Lefranc; moderne stripfiguren in een moderne tijd, of je
het nu mooi vindt of niet. (HvK)
Hans van Klinken is freelance journalist en leest in zijn vrije tijd graag strips. Op de Incognito blog zal hij (on)regelmatig bijdragen leveren met De Uitglijder (rubriek voor strip-misstappen) en andere stripgerelateerde stukjes.
1 opmerking:
Helemaal mee eens. Een strip weerspiegelt de tijdgeest en moet daarom ook door tijdgenoten gelezen worden. De klassiekers komen vanzelf voor latere generaties bovendrijven, die zijn per definitie ‘hors catégorie’, en kunnen ook per tijdvak wisselen. Oude lullen zoals ik (bouwjaar 1960) worden steevast teleurgesteld als oude strips worden ‘hernomen’, want het geeft nooit meer hetzelfde gevoel als veertig jaar geleden. Logisch toch.
Ander voorbeeld dan de hier genoemde: in Eppo nam Hermann onlangs, na enkele decennia, opnieuw zijn Bernard Prince ter hand, op scenario van zijn zoon. Het kon mij niet bekoren. Momenteel staat er in Eppo van hetzelfde duo ‘Station 16’, wat helemaal de sfeer ademt, juist ook qua tekenwerk, van verhalen waar hij vroeger goed in was. Maar zonder enige connectie met vroegere helden. Dat is toch de enige weg. Schrijf en teken verhalen voor je eigen tijdgeest, niet voor die van anderen en andere tijden.
Een reactie posten